Ik ben Aureolus Theophrastus
Paracelsus
"U moet mijn geschriften niet verachten en u van mij afkeren omdat ik alleen ben, omdat ik iets nieuws breng, omdat ik Duits spreek!", roept Paracelsus kort nadat hij uit Bazel is weggepest, waar hij stadsarts en hoogleraar was. En tien jaar later maakt hij het nog eens duidelijk: "Wees er niet verbaasd over dat ik er zaken bij haal die u allemaal nog niet hebt geweten. Want ik ben anders."
Ja, 'anders' was hij inderdaad, dat bleek al gauw. Maar niet vanaf het begin. Philippus Aureolus Theophrastus von Hohenheim, die van zijn vader de naam van de beroemde leerling van Aristoteles had meegekregen, deed zijn best om het medisch vak te leren zoals dat op de universiteiten werd onderwezen; en hij blonk erin uit, vertelt hij zelf. Alleen, het werd hem steeds duidelijker dat hij op deze wijze geen mensen kon genezen. Hij moest op zoek naar iets anders. En toen begon een worsteling – in binnen- en buitenwereld – die het merkteken van zijn hele verdere leven zou zijn. "Rust is beter dan onrust. Maar onrust is nuttiger."
Paracelsus neemt algauw afstand van degene naar wie hij genoemd is:
"Er zou een lange uiteenzetting voor nodig zijn om u helder en duidelijk uit de doeken te doen hoe groot het verschil is tussen de aristotelische, stoïsche, platonische filosofie en de mijne, ook het verschil tussen Tirthemius Theophrastus en mij, Aureolus Theophrastus."
Het resumé van deze worsteling is neergelegd in zijn apologie: Sieben Defensiones – Zeven punten tot mijn verdediging. Het is de unieke getuigenis van een leven waar de uitwendige geschiedschrijving verbazingwekkend weinig over weet. Wanneer hij precies geboren is, wie zijn moeder was en hoe zij heette, we weten het niet. Maar wat hij hier kwam doen, dat heeft hij zelf talloze keren proberen uit te leggen. In de zeven punten van de Defensiones, een van zijn bekendste boeken, geeft hij aan waarom het nodig was met een nieuwe geneeswijze op de proppen te komen, hoe het komt dat hij nieuwe ziekten beschrijft en nieuwe termen hanteert, hoe het zit met het gebruik van gif. Hier komen we de beroemde, steevast verkeerd geciteerde uitspraak van hem tegen over gif en dosis. Hij rechtvaardigt zijn zwervend bestaan, motiveert zijn afkeer van gewetenloze en incompetente artsen en verklaart zijn 'excentriek' gedrag.
In dit boek wordt geen samenhangend, chronologisch levensverhaal verteld, maar zijn de teksten uit het werk van Paracelsus bijeengebracht waarin hij iets over zich zelf meedeelt. Daarbij worden sommige episoden wat beter belicht, terwijl andere levensfasen volledig in het duister blijven. Naast de Sieben Defensiones zijn autobiografische passages vooral in diverse voorwoorden aan te treffen, die vaak als een soort zelfstandige traktaten gelezen kunnen worden. Paracelsus maakt er gebruik van om dingen in een groter verband te plaatsen en links te leggen naar de medische geschiedenis, de wereldgeschiedenis en andere vakgebieden. En hij vertelt over de ontstaansgeschiedenis van de boeken en geeft daarmee een inkijk in zijn leven. Ook zijn er een aantal brieven opgenomen, waaronder een paar die aan hem zijn gericht. Zo lezen we over zijn (mislukte) contactlegging met Luther, het consult van Erasmus, en verwoede pogingen om orde op zaken te stellen in de gezondheidszorg in Bazel.
Geleidelijk aan werd het steeds duidelijker voor hem dat zijn tijd niet rijp was om zijn impuls op te nemen: "In mijn tijd zal ik het kaartenhuis niet tot instorten kunnen brengen." Zijn werk zal pas "toekomstige generaties ten goede komen. Want wat mijn tijdgenoten betreft, heb ik de hoop opgegeven; hun heb ik niet zozeer van dienst kunnen zijn. In mijn tijd zijn de mensen in boeien gekluisterd die ik niet kan verbreken." Het is een bitter inzicht, en aan het portret dat bedoeld was om de uitgave van de Defensiones op te smukken, is de teleurstelling dan ook duidelijk af te lezen.
In zijn laatste geschriften zijn de confrontatie en het gescheld enigszins bedaard. De toon is veranderd. Al heeft de buitenwereld het nog niet in de gaten, hij heeft de overwinning behaald. "Aan de sneeuw van mijn ellende is een einde gekomen. De groei is voltooid, de zomer is aangebroken. Waar dit vandaan komt, ik weet het niet; waar het naartoe gaat, ik weet het niet. Het is er gewoon. (...) Het is nu de tijd dat de vruchten rijpen; de winter is voorbij." Paracelsus weet dat de vruchten van zijn leven aan het rijpen zijn, al weet hij niet wie ze zal komen oogsten.
info van de uitgever
De Woudezel, 2024
Ik ben Aureolus Theophrastus
Paracelsus · alles van deze auteur
€ 35.00
ISBN 9789082176056