Interview met Rob Gruben
'Grondwaarheden uit de geesteswetenschap' is het eerste boek van Rob Gruben. Het is een bijzonder boek omdat het op een diepgaande manier over een aantal kernthema’s uit de geesteswetenschap gaat: wat is de mens; hoe ziet het leven na de dood er uit; hoe worden wij begeleid door engelen; hoe wordt karma gevormd?
De schrijver baseert zich bij het behandelen van deze thema’s niet alleen op een grondige studie van bestaande literatuur maar ook op de resultaten van zijn eigen, zelfstandige geesteswetenschappelijk onderzoek.
Begon Rudolf Steiner zijn basiswerk 'Hoe verkrijgt met inzicht in hogere werelden?' niet met de zin “In ieder mens sluimeren vermogens die hem in staat stellen zich inzicht te verwerven in hogere werelden.”
Je hebt je boek opgedragen aan Werner Bohm. Wie was dat?
Werner Bohm was een Duitse antroposoof die leefde van 1896 tot 1959. Hij had belangrijke leidinggevende functies in het bedrijfsleven van Frankfurt en Düsseldorf, hoewel hij eigenlijk arts had willen worden. In zijn werkleven stond hij bekend om zijn gelatenheid en goedheid, die hem erg geliefd maakten en hem de bijnaam “vader Bohm” bezorgden. In zijn vrije tijd hield hij zich intensief bezig met geesteswetenschap, waarbij hij met name inzichten verwierf over de werkzaamheid van de sterrenwereld in verhouding tot de mens. Dit thema zou hem zijn hele leven bezighouden. Bohm durfde daarbij ook verder te gaan dan wat via Rudolf Steiner bekend was geworden.
Zijn Opus Magnum wordt gevormd door het aanvankelijk in 25 delen en stencilvorm uitgegeven werk 'Kosmos, Erde und Mensch', dat in het begin van de jaren tachtig in vier delen ook als boek werd uitgegeven. In 1999 kwam ik dit werk bij een kennis tegen. Het sprak mij enorm aan en ik begon eigenlijk al direct met een vertaling. Ik heb al vertalende een ongelofelijke waardering en bewondering gekregen voor Werner Bohm. Het is beslist geen gemakkelijke kost, maar zijn werk zit zó goed in elkaar dat het steeds weer leerzaam is om er mee bezig te zijn. Het maken van deze vertaling heeft absoluut als een katalysator op mijn eigen ontwikkeling gewerkt. Ik heb me zozeer met dit boek verbonden dat ik denk dat Werner Bohm dit boek geschreven heeft zodat ik het kon vertalen! Enfin, dat gaat natuurlijk wat ver, maar het verklaart wel waarom ik mijn eigen boek alleen aan hem kon opdragen. De vertaling is overigens vrijwel af en ik hoop hem te zijner tijd ook nog eens te kunnen uitgeven.
Je behandelt in het boek grote thema's, zoals de gang van de mens in het leven na de dood; engeldaden en de werking van het karma en hebt je daarmee kennelijk zeer intensief beziggehouden. Hoe ben je daartoe gekomen?
Hoewel je dat niet zou zeggen door de wat afstandelijke manier van schrijven, zijn alle hoofdstukken in het boek uiteindelijk terug te voeren op situaties uit mijn eigen leven. Die situaties heb ik geprobeerd te objectiveren, waardoor ze een soort algemene geldigheid verkrijgen en ook herkend kunnen worden door mensen die heel andere ervaringen hebben doorgemaakt. Natuurlijk is de basis van het boek ontleend aan studie van andere esoterische boeken, maar ik heb de kennis die ik daarbij opdeed steeds verbonden met wat ik in mijn eigen leven meemaakte.
Zo’n verhaal over engeldaden op aarde, in het boek heel objectief beschreven, kan voor veel mensen verwijzen naar iets wat ze in hun eigen leven ten opzichte van een dierbaar persoon hebben meegemaakt, en in mijn eigen leven is dat ook het geval. Als je mijn levensgeschiedenis zou kennen, zou je ook kunnen achterhalen over welke gebeurtenis ik daar eigenlijk schrijf. Zolang je dat niet weet, lees je het ook niet en kan de tekst fungeren als een objectieve waarheid, die de lezer zelf met zijn persoonlijke levenssituatie kan invullen.
Datzelfde geldt voor de andere hoofdstukken, zoals die over de werking van het karma. Karma is heel persoonlijk en mijn persoonlijke karma vormde de aanleiding voor dat hoofdstuk. In dit geval ging het om enkele eigenschappen of al dan niet tijdelijke neigingen van mezelf die ik al jaren probeer om te vormen, maar die ondanks al het pogen toch kwetsbare punten blijven. Ook hier is dat persoonlijke element weggepoetst en zorgt de objectivering van het doorgemaakte ervoor dat de lezer hier zijn persoonlijke situatie op kan projecteren. Alle hoofdstukken in het boek zijn dus het resultaat van intensief nadenken over wat ik persoonlijk heb meegemaakt, waarna dat in objectieve vorm op papier is weergeven. Die objectiviteit is zo ver doorgevoerd dat je het persoonlijke er niet meer in kunt herkennen. Ik moet je ook zeggen dat ik die hele stroming waarbij de persoonlijke ontwikkelingsweg zo nadrukkelijk op de voorgrond treed als een wat doorgeslagen modeverschijnsel beschouw.
De stijl van je boek doet op het eerste gezicht wat gedragen of ouderwets aan. Bij het lezen blijkt dat je heel zorgvuldig en precies formuleert. Het vraagt wel een inspanning van de lezer. Kan dat niet anders in een tijd waarin de belangstelling van mensen steeds vluchtiger lijkt te worden en alles steeds 'verteerbaarder' lijkt te moeten zijn?
Tsja, daar raak je aan iets. Je hebt volkomen gelijk met jouw opmerking over mijn schrijfstijl: ouderwets en gedragen, misschien zelfs wat aanmatigend. Maar het is een stijl die helemaal bij mij hoort, die uit het diepste van mijzelf komt. Op de momenten dat ik schrijf komt er een verbinding tot stand met de geestelijke wereld en vloeien de letters zonder haperen vanuit mijn hogere zelf op papier. Ik hoef nadien alleen nog maar de typefouten te herstellen. Het is beslist geen automatisch schrift ofzo, dat moet hier nadrukkelijk worden gezegd.
Aan het schrijven gaat een lange periode van overdenken vooraf. Een soort herkauwen van het onderwerp, keer op keer. Daarna volgt dan het schrijven in die wat gedragen en ouderwetse stijl. Die periode van herkauwen komt op dat moment als geconcentreerde tekst en eenheid in enkele uren op papier, en ik hoef nadien dus alleen nog maar de typefouten te corrigeren.
Omdat ik er zelf zolang over moet denken om zo over een bepaald onderwerp te schrijven, is het voor mij ook zonneklaar dat de lezer er flink z’n best voor moet doen om alles te begrijpen. Daar maak ik me echter totaal niet druk om. Wil je iets bereiken dan zul je je er voor moeten inspannen. Als de waarheid zo makkelijk bereikbaar was dan zouden de wereldreligies er geen oorlog om hoeven te voeren. Iemand die esoterisch schrijft wordt vaak verweten dat hij alles zo moeilijk maakt. In onze tijd waarin alles om snelheid draait, hebben steeds meer mensen grote moeite om hun ongedeelde aandacht voor een tijdje op één bepaald onderwerp te richten. De norm wordt gesteld door met zo min mogelijk moeite in een zo kort mogelijke tijd de meeste informatie te vergaren. Het zelfstandig en langdurig over dingen nadenken die je via andere kanalen zonder veel moeite kunt verkrijgen, wordt door vele mensen zelfs als zinloze tijdverspilling beschouwd! Dit snelle en oppervlakkige denken dat je om je heen bij steeds meer mensen waarneemt vormt echter een niet te onderschatten hindernis voor werkelijk geesteswetenschappelijk onderzoek.
Ik wil daarmee niet zeggen dat de zaken in mijn boek niet anders verwoord zouden kunnen worden. Dat is zeker mogelijk en er zijn voorbeelden van mensen die zonder problemen de moeilijkste onderwerpen in Jip-en-Janneke taal aan de lezer kunnen verduidelijken. Maar ook zulke boeken zullen uiteindelijk slechts een aanzet kunnen vormen voor verdieping bij de lezer zelf. De verdieping die de lezer zelf moet voltrekken kan nooit door een eenvoudige tekst worden bereikt. Mijn boek verschilt slechts daarin van een makkelijker verteerbaar boek dat de verdieping al tijdens het lezen moet worden voltrokken, terwijl dat bij dat makkelijk verteerbare boek nadien aan de lezer zelf wordt overgelaten.
In het dagelijks leven sta je aan het hoofd van een bedrijf waar 100 mensen werken; een hele andere wereld dus dan die waarin je in het boek over schrijft. Hoe kan je die twee werelden combineren?
Ik ben directeur-eigenaar van een bedrijf dat zich bezighoudt met onder andere bouwhistorisch en archeologisch onderzoek. Toen ik in 1989 afstudeerde heette de leerstoel van één van mijn afstudeermentoren “geschiedenis van de materiële cultuur van de middeleeuwen”. In mijn werkleven houd ik mij dus bezig met de materiële cultuur die de mens in de loop der eeuwen tot stand heeft gebracht. Die materiële poot vormt een prima tegenwicht voor het geesteswetenschappelijke onderzoek waar ik me in mijn vrije tijd mee bezig houd.
Vanuit mijn functie heb ik vele contacten met leidinggevende figuren in het bedrijfsleven of hoge overheidsfunctionarissen. Daar is een veel grotere interesse in het spirituele leven dan doorgaans wordt aangenomen. Vaak komen deze mensen er vanwege hun functie echter niet toe die interesse uit te diepen. Ze hebben het eenvoudigweg te druk en kunnen in hun spaarzame vrije tijd niet de energie opbrengen om zich ook nog eens intensief met die spirituele interesse bezig te houden, althans dat denken ze. Dat is jammer, want er ligt in die hogere beroepssferen werkelijk een enorm geestelijk potentieel besloten.
Zelf heb ik altijd geprobeerd de werkweek tot 40 uur beperkt te houden om daarnaast dat evenwicht waar ik het zojuist over had in stand te kunnen houden. Natuurlijk lukt dat niet altijd, maar voor mijn gevoel is dat evenwicht essentieel om in beide zo van elkaar verschillende werelden een gezonde verhouding in te nemen. Geestelijke inzichten zullen immers toch op een of andere manier de maatschappij moeten worden ingebracht en dat kan nu eenmaal het beste als je een bepaalde positie in die maatschappij bekleedt. Belangrijke figuren uit het bedrijfsleven of hoge beleidsmakers die zich totaal niet interesseren voor die vage geesteswetenschap, zijn eerder bereid te luisteren naar iemand die in hun ogen zijn zaakjes materieel goed voor elkaar heeft, en dat laatste wordt al snel afgemeten naar omvang en winstgevendheid van het bedrijf. Als dat wel snor blijkt te zitten zien ze je in ieder geval voor vol aan, ondanks de misschien in hun ogen absurde denkbeelden die je er op nahoudt! En mensen die al wel geïnteresseerd zijn in het spirituele, vinden in gesprekken met mij misschien een stimulans om er naast hun drukke werkleven toch ook wat meer aandacht aan te besteden of er tenminste meer over na te denken.
Op die wijze druppelen dan geestelijke inzichten binnen bij mensen die er vanuit hun positie in de maatschappij werkelijk iets praktisch mee kunnen aanvangen. In mijn eigen bedrijf kan ik dat tot op een bepaald niveau al voor enkele van die 100 medewerkers doen. Wanneer anderen dan ook nog iets van die inzichten willen aannemen en doorvoeren vanuit hun eigen maatschappelijke positie en ideeën, dan kunnen die inzichten (die al dan niet bewust door henzelf op een hoger niveau zullen worden gebracht enkel en alleen door het feit dat ze zich ermee hebben beziggehouden) zich gaan gedragen als een druppel inkt in een emmer water. Zo kunnen we met z’n allen het geestelijk element in de maatschappij zijn plaats gaan geven.